Door de combinatie van chaos en wanorde die zich in mijn hoofd afspeelt, kom ik nogal vaak in een situatie waarin ik me moet haasten om op tijd op afspraken te komen. Diezelfde wanorde veroorzaakt een huishouden wat niet helemaal als opgeruimd omschreven kan worden.
Een tijd geleden was er wederom een moment waarop ik me moest haasten om niet te laat op de sportschool te komen. Mijn tas was natuurlijk nog niet ingepakt. Aangezien de keuken vol stond met afwas moest ik mijn waterflesje even omspoelen in de badkamer, waar het wasgoed hing te drogen. In de woonkamer klim ik over de poef en pluk ik mijn sportschoenen onder de bank vandaan, ook in de tas. “Waaaaaar is mijn trui?!” Op het droogrek, terug naar de badkamer. Ik kijk op m’n horloge, laat, laat, laat.. Even appen om te zeggen dat het vijf minuten later wordt. Waaaaar is mijn telefoon? Ik roep: “Google, waar is mijn telefoon?”, de zin die het apparaat het meest hoort, gevolgd door: “Speel Dolly Parton”. Geen reactie. Oh ja, het apparaat ligt bij mijn ouders, aangezien ik straks toch geen wifi meer heb in het Tiny House. Zoek je telefoon! Waar had je hem het laatst? Ik gooi de kussens van de bank, kruip nog een keer onder de bank, spring over de poef, kijk onder de poef, in de keuken…… Raak een beetje in de stress, maar voordat dit uit in een ware paniek-ikkantochooknooitietsgoeddoen-spiraal bedenk ik me dat ik een jas aan had toen ik naar binnen kwam. En jawel hoor! In mijn jaszak. Ondertussen ben ik dus wel tien minuten later. Trui, waterflesje, sportschoenen, check. Naar de auto! De batterij van mijn autosleutel is al bijna een jaar leeg, misschien langer, dus ik ren naar het zijportier, maak de auto open, gooi mijn tas achterin en denk: ‘telefoon, sleutels, portemonnee’. Ja, ik heb alles. Stap in de auto, om direct weer uit te stappen. Verdorie, een handdoek! Heb ik vorige keer ook al voor terug moeten rijden. Ik ren terug mijn huis in, naar de badkamer, baal dat mijn volwassen handdoeken in de was zitten en pak een mooie licht verbleekte roze (‘mooi roze is niet lelijk’) en ren terug naar de auto. Ik kijk op de autoklok, terwijl ik de sleutel in het contact steek. Deze loopt twee minuten voor, zodat ik kan bedenken dat ik in ieder geval niet zó laat ben als mijn auto denkt. Ik haast me de straat uit, en sta voor het stoplicht wanneer mijn horloge trilt. Ik kijk om te zien of het belangrijk is en zie de melding: “Goede training!”.
Ik lach en denk: ‘dat heb ik dan weer mooi meegenomen!’
Over Noesjka (1993):
Noesjka heeft op haar 14e de diagnose Gilles de la Tourette gekregen. Haar vader en broer hebben dezelfde diagnose. Ze woont in Weert, samen met haar kat Mooz, en werkt als pedagoge en dansinstructrice. Na meer dan een decennium aan therapieën en coaching heeft ze de theorie aardig te pakken. Het balanceren op een zijden draadje, terwijl alle ballen in de lucht moeten blijven, zorgt echter in de praktijk nog voor wat uitdagingen! Het is vallen en opstaan, en vooral blijven lachen, maar is dat niet voor iedereen zo?