Het syndroom van Gilles de la Tourette bestond natuurlijk al langer, maar werd in 1885 als zodanig beschreven en vernoemd naar de arts die patiënten met dit syndroom onderzocht. Ontdek hier hoe George Gilles de la Tourette zijn naam gaf aan deze aandoening.
Dr. George Gilles de la Tourette
George Albert Edouard Brutus Gilles de la Tourette werd op 30 oktober 1857 geboren in Saint-Gervais-les-Trois-Clochers, een dorpje in het middenwesten van Frankrijk. Hij was de oudste van een gezin van vier kinderen.
Leren ging hem goed af. Hij deed met gemak twee schoolklassen in één jaar en begon al op zijn zestiende met een studie medicijnen aan de universiteit van Poitiers. Na drie jaar vertrok hij naar Parijs waar hij zijn examens voor huisarts aflegde. In 1884 ging hij als arts-assistent in het Hôpital de la Salpêtrière in Parijs aan de slag. Hij was leerling van een bevriende arts Jean-Martin Charcot, die hij vereerde. Deze professor in de pathologische anatomie wordt gezien als een van de grondleggers van de neurologie.
Charcot bereidde in die tijd een studie voor over hysterie en in deze omgeving groeide de interesse van Gilles de la Tourette in neuropathologie. Na twee jaar promoveerde hij op een onderzoek naar de motoriek bij ziekten van het zenuwstelsel. Als onderzoeker en therapeut beoefende Gilles de la Tourette ook neurologie en psychiatrie. Hij werkte met ziekten als Parkinson en Multiple Sclerose, maar ook stoornissen als grootheidswanen en hysterische verlamming.
Onderzoek naar tics
In 1884 begon Gilles de la Tourette op verzoek van Charcot orde te scheppen in de chaos van Choreas. Chorea, wat ‘dans’ betekent, was de verzamelnaam voor abrupte, onvrijwillige bewegingen. In 1885 publiceerde hij een artikel met als titel ‘Onderzoek van een zenuwaandoening gekenmerkt door ongecoördineerde bewegingen en begeleid door echolalie en coprolalie’.
In deze studie stonden negen gevallen beschreven. Geen van de patiënten had alle verschijnselen, maar het ziektebeeld vormde volgens Gilles de la Tourette een duidelijke typologie, waarbij het accent lag op de vreemde tics. Ze herhaalden dwangmatig woorden of geluiden, trokken grimassen, knipperden overmatig met hun ogen, wrongen hun lichaam in merkwaardige houdingen, sprongen plotseling op, staken hun tong uit, slaakten kreten of blaften.
Vloekende markiezin
De eerste patiënt in het onderzoek had hij niet zelf onderzocht. Het ging om de markiezin van Dampierre. In 1825 had de arts Jean-Marie Itard haar beschreven. Als zevenjarig meisje ontwikkelde ze tics die steeds buitensporiger werden. Ze begon later vreemde kreten te slaken, te vloeken en obsceniteiten te roepen. Deze coprolalie raakte ze niet kwijt: tot ze in 1884 op 86-jarige leeftijd overleed verwelkomde ze haar gasten nog altijd met een hartelijk ‘Neukvarken!’.
Omdat de ziekte bij de markiezin niet meer overging concludeerde Gilles de la Tourette dat de ziekte chronisch was. Het verloop zou progressief zijn, soms verergeren of verminderen en een erfelijke oorsprong hebben. Achteruitgang werd duidelijk door verschillende symptomen. Bijvoorbeeld door achtergebleven verstandelijke vermogens, hysterie en epilepsie, maar ook wilszwakte. De tics, de kreten en het vloeken zouden komen door falen van de wilsfunctie. Patiënten konden simpelweg hun impulsen niet beheersen.
In 1899 schreef hij nog een artikel over tics waarin hij terugkwam op zijn eerdere standpunt dat de ziekte progressief zou zijn en zou eindigen met ernstige geestesstoornissen.
‘Het syndroom van Gilles de la Tourette’
Charcot was tevreden met het onderzoek van zijn pupil. Hij stelde voor om het ziektebeeld de naam ‘La maladie des tics de Gilles de la Tourette’ te geven. Later werd dat ‘Het syndroom van Gilles de la Tourette’.
In 1893 overleden zowel het zoontje van Gilles de la Tourette als zijn mentor Charcot en schoot een geesteszieke vrouw hem neer. Hij overleefde de aanslag, maar de gebeurtenissen brachten hem volledig uit evenwicht. Gilles de la Tourette was manisch-depressief en in de loop van 1900 begon zijn gedrag vormen aan te nemen waardoor hij niet veel verschilde van zijn patiënten.
Hij was in zijn functie niet meer te handhaven en in 1901 werd hij opgenomen in een psychiatrische inrichting in Lausanne. Zijn toestand verslechterde geleidelijk en uiteindelijk zonk hij weg in een psychose. George Gilles de la Tourette overleed in 1904 op 46-jarige leeftijd.
Vervolgonderzoek
Na de dood van Gilles de la Tourette bleef er onderzoek gedaan worden naar het syndroom. Het zou een gevolg zijn van eerder doorgemaakte, maar vaak onopgemerkte bacteriële of virale infecties. Het zou veroorzaakt worden door een auto-immuunreactie waarbij het eigen afweersysteem neurologische schade aanricht. Ook zou het kunnen ontstaan door van nature linkshandige kinderen tot rechtshandigheid te forceren.
Freud twijfelde er niet aan dat Gilles de la Tourette een organische oorzaak had, maar zijn Hongaarse leerling Sandor Frenczi ontwierp een psychoanalytische verklaring. Volgens hem waren de tics een symbolische uitdrukking van masturbatie die ontstonden door de verdringing van erotische impulsen.
Misschien wel de belangrijkste ontwikkeling rond Tourette na de dood van Gilles de la Tourette kwam geheel passend uit Frankrijk. In 1961 publiceerde de psychiater Jean Seignot het verslag van een Tourettepatiënt. Deze had hij behandeld met het experimentele middel Haloperidol, later Haldol: een middel dat wanen en hallucinaties remt.
Een dosis van 0,6 milligram per dag had de tics teruggebracht tot hooguit een paar keer per dag en de coprolalie was helemaal verdwenen. Dit resultaat en de honderden studies die erop volgden voedden de suggesties van een organisch defect (een lichamelijk en niet psychisch defect).
Meer lezen over het leven van Georges Gilles de la Tourette? Klik hier voor een leuke boekentip.