Vrijdag 11 maart sprak professor Daniëlle Cath in het Academiegebouw van de Rijksuniversiteit Groningen haar oratie uit. Dit is een inaugurele rede ter ere van haar benoeming tot bijzonder hoogleraar innovaties in de GGz op het gebied van stemming en angst. Daniëlle Cath is psychiater en opleider psychiatrie bij GGZ Drenthe. Haar expertise ligt op het gebied van angststoornissen, obsessief-compulsieve stoornissen (OCD), het syndroom van Gilles de la Tourette en de somatische gevolgen van stemmings- en angststoornissen. Wij kennen haar vooral van haar betrokkenheid bij onze stichting als lid van de adviesraad en van haar onderzoek naar Tourette en OCD.
Vanuit het Noord-Nederlands netwerk angst en stemming zet Daniëlle Cath zich in voor meer gezamenlijk klinisch onderzoek en het in praktijk brengen van de resultaten van het onderzoek met als doel een betere kwaliteit van behandeling. In haar oratie, met als titel ‘De GGZ en de innovatieparadox’ besprak ze het belang van innoveren in de zorg en daarbij beter gebruik maken van kennis uit goed wetenschappelijk onderzoek. Die innovatie moet verbetering opleveren, maar daarbij is het allereerst zaak te onderzoeken of iedereen hetzelfde denkt over het probleem. Daarom vindt Daniëlle Cath het belangrijk te praten met patiënten en andere betrokkenen: wat is verbetering voor hen? Is dat alleen het afnemen van de klachten of ook het versterken van iemands krachten? In alle Noord-Nederlandse netwerken (onderdeel van het Rob Giel Onderzoeks Centrum, RGOC) nemen om deze reden patiënten plaats.
Vervolgens moet de innovatie goed meetbaar zijn en vanuit diezelfde perspectieven worden geëvalueerd: welke patiënten hebben baat bij de nieuwe methode? Er is geen ‘quick fix’ voor iedereen die tot een bepaalde groep patiënten behoort, zoals mensen met stemmingsklachten. Zo kan het bijhouden van stemming in een dagboek-app op zes willekeurige momenten op de dag veel inzicht opleveren, maar zal dit niet bij iedere patiënt goed werken. Dus is het belangrijk om te onderzoeken welke patiënten hier het meeste baat bij hebben.
Tot slot moet de innovatie in de praktijk gebracht worden. Maar het is nog niet gezegd dat de methode ook in de dagelijkse praktijk werkt. Het is dus belangrijk dit te blijven evalueren, wel jarenlang. Op basis van die wetenschappelijke kennis moeten we uiteindelijk af van groepsvoorspellingen en toe naar voorspellingen per individu. Arts en patiënt kunnen dan samen bespreken: “welke behandeling had effect bij patiënten die op u leken?” En is dit ook wat de patiënt zelf wil? Op basis hiervan kunnen arts en patiënt samen een persoonlijke keuze maken in de behandelmogelijkheden ofwel ‘precisiezorg’.
Voor wie denkt: waar is in dit verhaal de interesse van Daniëlle Cath in Tourette gebleven? In haar oratie stelde zij ons gerust: zij werkt nog steeds met veel plezier mee aan diverse onderzoeksprojecten en de begeleiding van promovendi op dit gebied. Onze stichting en de Europese studiegroep naar Tourette en ticstoornissen voelen voor haar nog steeds als haar ‘professionele familie’.
Stichting Gilles de la Tourette bedankt Daniëlle Cath voor haar jarenlange betrokkenheid bij onze organisatie en families met Tourette en haar inzet voor het vergroten van wetenschappelijke kennis over tic- en dwangstoornissen. We hopen nog lang van haar expertise te mogen leren.
Foto’s: Pjotr Wiese